donderdag 26 augustus 2010

5. Zaadverdeling en zaaidiepte

Een uniforme ontwikkeling van planten in een gewasbestand wordt verkregen als de zaden regelmatig verdeeld en op gelijke diepte zijn gezaaid. Een nauwe rijenafstand bevordert de plantverdeling; bij halvering van de rijenafstand van 25 naar 12½ cm wordt de afstand tussen de planten in de rij twee keer zo groot. Daardoor treedt de onderlinge concurrentie tussen de jonge tarweplanten pas later in, wat de ontwikkeling van de plant bevordert en resulteert in een betere grondbedekking.

De zaaidiepte is een belangrijke factor voor de veldopkomst. Diep gelegen zaden komen moeilijk boven; oppervlakkig gelegen zaden geven kiemingsproblemen bij droogte of vallen ten prooi aan vogels en ongedierte. Daarom moet het zaaizaad op 2 à 3 cm diepte worden gezaaid. Een gelijke diepteligging van het zaad geeft een gelijktijdige opkomst, zodat alle kiemplanten zich gelijkmatig kunnen ontwikkelen. Bij een ongelijke diepteligging is de opkomst van de zaden zeer verschillend, wat nadien een ongelijkmatige ontwikkeling van de planten tot gevolg heeft

Het overgrote deel van de tarwe wordt machinaal op nauwe rijenafstand gezaaid. Bij een goede zaaibedbereiding wordt een goede verdeling en een gelijkmatige diepteligging verkregen. Een verbetering ervan kan door precisiezaai worden verkregen, maar dit vereist een fijn zaaibed wat in de herfst moeilijk realiseerbaar dan wel ongewenst is. Door het compenserend vermogen van een tarweplant is er nauwelijks effect op de korrelopbrengst. Bij breedwerpige zaai kan eveneens een goede verdeling van het zaaizaad worden verkregen. Door het inwerken komt het zaad echter zeer ongelijkmatig in de grond terecht, wat een ongelijktijdige opkomst en een onregelmatig gewasbestand tot gevolg kan hebben.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten