donderdag 26 augustus 2010

1. Zaaibedbereiding

De ligging van het zaaibed is van belang voor opkomst en voor de beginontwikkeling van het plantenbestand. Voor een goede kieming moet voldoende vocht en zuurstof beschikbaar zijn. Een goed zaaibed bestaat uit een gelijkmatig en goed verkruimelde losse toplaag van ongeveer 3 cm dikte op een vastere ondergrond. De losse, licht verkruimelde toplaag bedekt de korrels en laat gemakkelijk lucht en water door. De vastere ondergrond levert voldoende vocht voor de kieming van de tarwekorrels. Een droge (en grove) bovenlaag geeft vaak een onregelmatige en ongelijktijdige opkomst en leidt gemakkelijk tot tweewassigheid en een ongelijkmatige ontwikkeling van de planten. Op slempgevoelige gronden moet een wat grovere structuur worden aangehouden omdat de bovenlaag door regenval gemakkelijk kan dichtslaan en de zuurstofvoorziening dan in de knel komt. Vooral de ontwikkeling van de kiemplant wordt geremd, hetgeen later in een geringe spruit- en aarvorming tot uiting komt.

Op lichte gronden moet het zaaibed voldoende grof en op zwaardere gronden voldoende fijn zijn. De grootste kluiten mogen niet groter zijn dan 5 à 7 cm. Bij een (te) grof liggend zaaibed levert het onderbrengen van het zaad vaak problemen op, laat de opkomst vaak te wensen over, werkt een bodemherbicide minder effectief en kan op zware gronden schade door slakken ontstaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten